Zitten en kijken na het wandelen door de tijd
Een klein restaurant direct boven de ingang van de Souq in Mutrah. De oude havenwijk in Muscat, maar ook wel Matrah genoemd. Na wandelen door de tijd, van lelijke woonblokken, moderne kantoorgebouwen naar de oude haven is er nu ruimte te rusten en te kijken. Een paar tafeltjes, plastic kleedjes met een papieren placemat. En een grote fles water op tafel. Vervolgens komen de bekende gerechten, een yoghurt salade met komkommer, kruiden en wat granaatappel pitjes. Vervolgens een Fattoush salade, met gebakken stukjes pitabrood met verschillende groenten en tomaten. En uiteindelijk vier kebabs met patatjes. Gerechten welke ook allemaal in Nederland te koop zijn. Ze lijken bijna onderdeel te zijn van onze cultuur maar komen uit de Arabische, Libanese of Perzië keuken. En hier met dit uitzicht smaken ze veel beter. Ook al ontbreekt het koude wijntje of het biertje.
Toeristen wandelen door hun tijd
Beneden ons krioelt het op de boulevard van de toeristen. Ze komen allemaal van het cruiseschip wat aan de overkant van de haven ligt. Een paar honderd in allerlei soorten en maten. Ze moeten in een paar uur deze stad consumeren want de cruise wacht niet. Deze markt is de belangrijkste trekpleisters van deze stad. Met busladingen worden ze hier aan- en afgevoerd. De opstapplaats is direct onder ons restaurant.
Daarna lopen ze door de kleine, overdekte straatjes. De winkeltjes gevuld met stof, volgens de verkopers allemaal kasjmier. Prachtige jurken, vol kleuren, borduurwerk en kraaltjes. Handgemaakt zeggen ze. Souvenirwinkeltjes vol met lampjes, sieraden en prullaria, nog uit de oude kastelen. Alles is zo weggelopen uit de duizend en één nachten sprookjes. Uit een andere tijd. De handelaren proberen te overtuigen om te kopen. Niet agressief, eerder gemoedelijk spreken ze iedereen aan, maar ze achtervolgen niet. Er komen er immers altijd meer toeristen. De stroom eindigt nooit. Wandelen door de tijd is wat de toeristen zoeken en wat ze denken te kopen in hun kraaltjes.
Wij kopen niets maar absorberen de herinnering.
De wandeling
Wij zijn wakker geworden in een hotelkamer, op de derde verdieping. Ons hotel ligt vijf kilometer van de haven. Midden in Ruwi, het oude business district van Muscat. Een enorm grote kamer, met een klein bureau, een bank en donkerhout kasten. Een grote TV, naast een raam met dichte gordijnen ervoor, is het uitzicht. Achter het vitrage staat het volgende gebouw, op vijf meter afstand. De nauwe steeg is de entree van het hotel, eigenlijk alleen maar een weg zonder stoep. Op de gang zakken we tot de enkels in het tapijt om daarna in de vestibule en het restaurant te verdwalen in wit, glimmend marmer in enorm ruimtes.
Buiten lopen we eerst door little India. Een winkelgebied waar veel Indiërs leven. Elektronica, gouden sieraden en kledingwinkeltjes is alles wat er te zien is. Daarna gaat het over in een wijk vol bankgebouwen en kantoren. Daartussen vierbaanswegen en parkeerterreinen. De kleuren van de gebouwen zijn zandkleurig, wit of licht grijs, met kleine ramen. Op de achtergrond de ruwe stenen bergen, grijs en grauw gekleurd. Omdat de zon hier fel schijnt zijn de auto’s allemaal wit. Zo blijft immers de hitte in de zomer buiten ook al hebben ze ook allemaal AC in de wagens. Het enige wat kleur geeft aan deze omgeving zijn de geel-zwart geblokt stoepranden bij iedere onderbreking in het hoge trottoir. En iedere vijftig meter is er wel een zijweg. Met een hoge stap van het trottoir en de weg. En weer terug.
Ondanks de lekkere temperatuur is het lopen hierdoor een soort zwetende fitness oefening geworden. Als of “steps” hier uitgevonden is. En zo weten we ook dat we altijd voorrang moeten geven. We begrijpen dat we hier niet horen omdat de straten zijn gemaakt voor auto’s. Niemand anders loopt hier. Alles is gebouwd om je met de auto te verplaatsen. Vrijwel geen stoplichten, brede wegen en zonder files. Daardoor is het een lelijk gebied, onbegaanbaar in de zomerhitte. Slecht te belopen door de continue onderbrekingen. Zonder kaart lopen we op de gok naar het toeristengebied, bezoeken een museum van een paar kamers. Een kleine kunstgalerij en lopen langs de boulevard. Om te eindigen op het terras. Mijmerend over het verleden.
De herinnering
De haven (Mina Qaboos) is in de jaren zeventig gebouwd. Een oude vissershaven in een natuurlijke baai. Het was mijn eerste kennismaking met Arabische wereld, begin tachtiger jaren. Ik zat waarschijnlijk op hetzelfde terras. De Souq was er toen ook. Alleen verkochten ze toen vooral lokale producten. In de donkere straatjes liepen de vrouwen met hun zwart Boerka en Nikhab en de mannen met hun witte Dishdasha en de Masar (doek rond hoofd). Spijkerbroek, T-shirt of een ontbloot hoofd kwam niet voor.
Er waren hier toen geen een toerist. Omdat de oude haven een paar jaar geleden is omgebouwd tot een cruisehaven zijn ze er nu wel. De containers en tankers zijn hierdoor verdwenen. Waardoor nu in de straatjes de toeristen in hotpants, blote armen en benen, op slippers lopen. Tussen de nog steeds traditionele bewoners, in hun mooie gewaden. Het eten op het terras is heerlijk, de wind zacht en het uitzicht over de haven blijft mooi. Uiteindelijk nemen we, na een bezoek aan een museum, een taxi terug. De chauffeur snapt niet dat we de heenweg hebben kunnen lopen. Daar had hij nog nooit van gehoord. Lopen van Ruwi naar Mutrah.
We komen aan bij de zwembadrand boven op ons Hotel. Het uitzicht over de gebouwen met de bergen op de achtergrond is hier mooi, uniek. We komen bij van de wandeling door de tijd, ver weg van de toeristenhordes. Alles lijkt stil te staan.
Oman, Mutrah & Ruwi, 17 februari 2020