Een wegblokkade, niet door rode kruizen boven de weg maar door wateroverlast. We komen aanrijden en stoppen bij de oever van de ‘Hoanib’ bij het dorpje ‘Khowarib’. En we staan er niet alleen. Aan onze kant van de rivier staan er een vijftal wagens en aan de overkant wel een stuk of tien. De meeste zijn gehuurde campers. Maar ook een paar lokale pick-up trucks, een verlengende landrover met een tiental Duitse toeristen, een vrachtwagen en een grote gele Caterpillar dragline. Berijders hebben hun stoeltjes gepakt en zitten te kijken naar het kolkende water. Er heerst verslagenheid. Na onze rit (blog alles of niets) een week geleden schrikken we.
Het riviertje stroomt stevig over een vlakke betonnen vloer. Het is onduidelijk hoe diep het water is, hoe sterk de stroom is en of er nog hoop is.
We moeten op dat moment nog 160 kilometer naar onze volgende plek. We hebben al ruim 200 kilometer afgelegd en zijn dus ook al ruim vier uur bezig. Eigenlijk is dit de zwaarste verplaatsing van de hele road trip. In de ochtend regent het nog dus pakken we de spullen in en rijden direct weg zonder ontbijt. Het stuk van de kampeerplaats (en de verder weggelegen lodge) tot de weg is een kilometer of vijf. Gisteren was dit strak gravel. Nu waren er stukken weggespoeld, riviertjes dwars over de weg hadden zich gedurende de nacht gevormd.
Daarna werd er de volgende twintig kilometer aan de weg gewerkt. Of beter er werd een asfalt weg aangelegd over de oude gravelweg. En omdat te doen hebben ze de toplaag van gravel al over grote delen weggeschrapt. Dus reden we over de onderliggende zandlaag of over tijdelijke stukken weg ernaast. En ook hier had het zwaar geregend met vannacht ontstane riviertjes midden over de weg. Diepe gaten waar we toch wel doorheen moeten.
Bergen en eindelijk dieren
Daarna hadden we een lange goede weg. Af en toe stukken met perfect gravel. Maar de grootste delen zijn toch vooral bergachtig met steeds kleine stukjes omhoog, dan weer omlaag. Passeren van het diepste punt en weer omhoog over het hoogste punt. En dan niet een paar kilometer maar iedere paar honderd meter een nieuw knobbeltje. De hellingshoeken zijn zeer regelmatig tien procent of meer. Bij de overgang van dalen naar stijgen is het ook niet vlak gemaakt, maar is het meestal een bijna haakse hoek. En natuurlijk ook altijd wat stenen of gaten op het laagste punt. Natuurlijk staan, na deze nacht, ook een groot deel van deze ‘ditches’ onderwater. Niet diep, geen echte wateroverlast, maar wel de modder die opspat tegen de ramen.
En boven gebeurt dat weer. Alleen andersom van stijgen naar dalen. Een hele tijd zie je alleen de motorkap van de auto voor je. Pas op de piek, als de voorwielen over de top zijn, zie je de weg, en weet je of er een vervolg is. Het lijkt op rijden in een stad, en bij iedere zijweg een stopbord. Remmen, bijna stapvoets door het diepste punt, schakelen en vol gas naar boven. Even inhouden op de top en weer rustig naar beneden. En dat een paar honderd keer. Hard werken om comfortabel te blijven rijden en een gemiddeld van veertig tot vijftig kilometer te halen. En dan is vierhonderd kilometer wel een stuk.
Voor het eerst zien we wel wat beesten. Een viertal giraffen kruizen ons pad, paar grote kuddes antilopen. En een schildpad wat, in zijn eigen tempo, de weg oversteekt. Wij wachten geduldig, bij zijn zebrapad.
Wateroverlast, wachten op zakkend water of omkeren?
We zitten nog in onze auto en kijken naar het sterk stromende water, wel honderd meter breed. We stappen uit en praten wat met de andere wachtende. Sommige staan er al drie uur, de rivier is in die tijd rond de veertig centimeter gezakt schatten ze. Ze wachten geduldig. Er is ook nog een volgende stroom een stuk verder, maar die is nog ver weg. Dus risico is dat als je hierdoor komt de volgende nog hoger. Maar dat risico willen ze wel nemen. Als deze zakt dan zal de volgende ook wel zakken, immers de hoge waterstand is ontstaan door de regen in de afgelopen nacht en nu is het al uren droog. Iedereen heeft dezelfde alternatieven.
De om rij route, naar onze volgende overnachtingsplek is 440 kilometer rijden lang. Vastzitten in het water is desastreus. Een andere plek voor de nacht zoeken kan nog met een camper, maar voor de andere niet. Er zijn aan deze kant van de river geen hotels. Iedereen wacht op iedereen. Niemand weet wanneer het kan. Of hoelang het nog gaat duren. Wel voelen we al een paar eerste spettertjes regen en kleurt de lucht weer grijs tot zwart. Zodra er angst heerst ontstaat er kudde gedrag en wacht men op een leider. Iedereen kijkt, niemand doet wat.
Als we een kwartiertje staan komen we langzaam tot de conclusie. Niets doen en wachten is nooit de beste optie. Dus wordt het omkeren, ergens een plek vinden op de weg terug en onze plannen bijstellen voor de dagen erna. Met de contactsleutel al in het slot komt de Caterpillar ineens in beweging. Hij verplaatst een rotsblok voor de overgang, een boomstronk, en begint daarna aan zijn oversteek. Zonder een probleem komt de tien ton op hoge wielen aan de overkant. Maar dit is geen wagen, met kleine wielen en twee ton. De zijstroom kan dit gewicht zo van de betonnen vloer drukken. En daarnaast is het diep.
Wie durft de wateroverlast te trotseren
De twijfel was nu te voelen bij de veertig wachtende. Het busje met de toeristen start na een paar minuten zijn motor. Hij staat er ook al drie uur, zijn passagiers zijn deze wateroverlast wel zat dat is duidelijk te zien en te horen. De groep oudere goed betalende Duitse toeristen stappen in. We kijken toe of hij gaat omdraaien of het gaat proberen. Omkeren was voor hem eigenlijk onmogelijk had hij verteld. Het hele schema van de vakantie van deze gasten is dan natuurlijk verknald. En met een tocht van Namibië in tien dagen is dat natuurlijk lastig. Dit zou serieus geld gaan kosten. Hij rijdt naar de rand, wacht nog even. Kijkt en geeft gas, door het water. Zijn wielen komen bijna helemaal onderwater, maar de zijstroom krijgt geen vat op hem. Hij bereikt de overkant, zonder problemen.
Wij starten de wagen en volgen. Zoals zo vaak was de angst ongegrond.
De rest van de trip gaat over de ‘Joubert pass’, een enorme pass over een rotsachtige weg. Hier geen wateroverlast maar een steile berg. Maximaal stijgingspercentage is 18% en hele smalle stukken. Tussen rotsen door of langs diepe ravijnen. Eigenlijk is het geen weg meer een rotsachtig wandelpad waar een auto net inpast, een soort achteruit inparkeren zonder dat je kan uitstappen. En af en toe echt steil. Boven ons de dreigende regen en na iedere klim de angst dat de we in het dal een ondoorwaadbare stroom kregen. Het laatste steilste stuk is gelukkig recent geasfalteerd.
Om vier uur komen we aan op onze volgende plek. Diner, of eigenlijk ons ontbijt, in het restaurant.
Opuwo Lodge, 23 maart 2022