Zouden wij kunnen overleven in de woestijn is de vraag doe we onszelf gisterenavond stelden. We zaten we op de hoogste zandduin van deze vlakte, vijftig meter lopen van ons plekje. Met een biertje en een wijntje besefte we dat wij zeker niet kunnen overleven in deze droge zandvlakte met temperaturen boven de veertig graden. Terwijl de zon langzaam onderging en de wereld prachtig rood kleurde met scherpe randen en schaduwen op de zandduin, net als de duinen bij Sossusvlei. Daar drommen iedere dag bij zonsopkomst en ondergang horden toeristen samen op Dune 45. Om te kijken naar het prachtige spel van het rode zand met de, door de wind gevormde, scherpe randen en de zon. Wij hebben hier onze eigen duin, hetzelfde spel. Een schitterend schouwspel, met onze eigen bar op loopafstand. Midden in het Namib Naukluft Park.
Overleven zit in de kleine details
Vanochtend om zeven uur tilt de ranger een kever op. Hij laat ons zien dat er allemaal minimale vochtdruppeltjes op zijn schild zitten. Hij beweegt met zijn vinger erover en er ontstaat een heuse druppel water die aan de voorkant van zijn schild eraf loopt, de kever drinkt water. In een gebied met maanden zonder regenval is dit de manier waarop het diertje overleeft. Vocht uit de lucht condenseert in de ochtend op zijn schild. Ook de parasieten welke de kever meedraagt doen mee. Zij zorgen dat het schild schoon en glad blijft en dus het water naar zijn mond glijdt.
Daarnaast heeft dat de kever ook geen longen of bloed, zuurstof stroomt door gaten in zijn lichaam. Een complete ecologische balans op een beestje van twee centimeter om te overleven in dit klimaat. En dan zijn er ook nog twee soorten, de ene met pootjes die wijd uit elkaar staan, zodat ze bij gevaar snel weg kan rennen. En de andere met pootjes als een soort schepjes, om in te graven bij gevaar.
We sloffen twee uur door het zand en krijgen onderricht over hoe de evolutie ervoor gezorgd heeft dat er in dit gebied leven mogelijk is. Over bushgras welke in zijn stengeltje om de tien centimeter een ringetje heeft. Waardoor de tor niet omhoog kan klimmen om zijn zaadjes te stelen en op te eten. Of de speervorm van het zaadje, die als het los waait van de grasspriet, ervoor zorgt dat het in het zand valt met het zaadje aan de onderkant en dus in het zand. Of een boom welke een geur loslaat als er aan zijn blaadjes wordt geknaagd. Waardoor de grazers doorlopen, tegen de wind in, voordat de hele kudde de boom kaal maakt.
Het gaat over torren, schorpioenen, spinnen en al het kleine spul wat er altijd is. En wat ook moet overleven in de woestijn, zonder water bij veertig graden. Maar het gaat ook over de “Social Weaver” een klein vogeltje wat niet in een eengezinswoning leeft maar in een appartementencomplex – met tientallen in een gebouw van takjes en gras. En dat de ingang van het nest aan de onderkant zit, zodat de slang er niet van boven bij kan om eieren te pikken. En ook dat ze andere vogeltjes toestaan in het grote nest en die ook voeden. Een nest van honderd kilo, hoog in de boom. Van boven waterafstotend.
Daarnaast ook over de onyx, welke ver weg van ons passeert. Waar de bloedtemperatuur kan oplopen tot vijfenveertig graden terwijl zijn hersens een beetje gekoeld worden door water. Een koelkast in zijn keel. Dat ze daarom bij hoge temperatuur in de wind en de zon staan. Frisse wind is voor hen een windje van veertig graden terwijl wij dan al lang voor apegapen liggen.
De details, alles gaat over de details. Overleven zit in details en aanpassen. Alsof Darwin het zelf verzonnen heeft.
We verlaten de woestijn, op weg naar de beschaving
Na onze privé excursie en een snel ontbijt vertrekken we, voor een korte rit, drie uur rijden, naar onze volgende plek. Het uitzicht veranderd geleidelijk. Van vlak golvend met bushgras en losstaande bergen, naar gebied met wat kale stenen en bosjes. Een gebied met soort knobbeltjes van twintig meter hoogte en begroeid met gras. We passeren twee kloven, waar de hoogvlakte open is gescheurd en er in de diepte bij schaduw een klein riviertje is ontstaan. Daarna is er het gebergte waar de weg doorheen slingert. Uiteindelijk, na twee uur, wordt het een vlak, steen en zanderig, woestijngebied. Kilometer na kilometer kaal landschap. Wat stroken met wat bomen ver uit elkaar waar er diep in de grond nog wat water zit. En daaromheen kilometers met niets, geen plant, gras is zichtbaar. Geen enkel leven is er te zien.
Midden in het gebied is onze kampplaats. Een paar bomen, niet meer als vijf kale uitgedroogde stammen, bij een ondergrondse rivier. De wortels kunnen honderd meter diepgaan en zo overleven. Er zijn vier door stenen gemarkeerde plekken, op honderd meter afstand van elkaar. Iedere plek heeft een kale boom in het midden en vijftig meter zand er omheen. Wij zijn alleen. Stappen uit de camper, de temperatuur buiten is vijfendertig graden. Om ons heen is er de kale, vrijwel vlakke, steenvlakte. Geen water, alleen een houten hokje boven een gat als voorziening ergens tussen de plekjes, bij de vijfde boom wat verder weg.
We kunnen hier de rest van de dag voor onze camper gaan zitten, kijken naar de kleuren welke door een andere zonnestand langzaam zullen veranderen. Verder zal er niets veranderen. We zullen niets horen of zien, behalve de wind over het zand en de stenen. Het zal kouder en donker worden. De leegte is enorm, te veel. En wordt straks nog meer.
We starten de wagen en rijden door naar Swakopmund. Overleven on de woestijn kunnen en willen we niet.
Cornerstone B&B, Swakopmund, 16 maart 2022