Fraser lake: first nation en Europese immigranten

De bewoners

Een mooi, klein museum, vijfhonderd meter van onze kampeerplaats in Hazelton, over de Gitxsan (K’san) stam. Vijf gebouwen op een perfect onderhouden grasveld met een paar totempalen. Deze stam is de originele bewoner van dit gebied.

In de laatste ijstijd dertig tot vijftien duizend jaar geleden was er zoveel water opgeslagen in ijs dat de zee veel lager stond. De Noordzee was toen droog en het landijs reikte tot Noord-Duitsland. Tussen Siberië en Alaska ontstond de Beringlandbrug, waar de eerste mensen overheen trokken samen met de mammoets en vele andere dieren . Waarom ze vanuit Afrika, via Azië naar de koude steppe trokken en zelfs doortrokken naar de Noordpool is natuurlijk de grote vraag. Het raadsel blijft waarom we als nomade steeds verder liepen, op zoek.

Toen de aarde weer opwarmde aan het einde van deze ijstijd zijn de volkeren die daar woonde op de Noordpool gebleven (Inuit, oftewel Eskimo’s) en andere stammen zijn verder naar het Zuiden getrokken. Deze groepen zijn de eerste mensen in Amerika geweest. Na miljoenen jaren in Eurazië te hebben geleefd zijn de eerste bewoners dus pas relatief kortgeleden in Noord-Amerika aangekomen. De groepen hebben zich hiervandaan verspreid, als nomade over heel Amerika, helemaal naar het zuidelijkste punt van Zuid-Amerika. En sommige stammen zijn blijven hangen, in gebieden waar goed te leven was, zoals noord Canada.

De volkeren zelf geloven dat ze uit de lucht zijn gevallen als vogels zonder vleugels. Dat is een veel mooiere gedachte.

De herrineringen

Er zijn stammen ontstaan, ieder in zijn gebied, gewoontes en met hun eigen taal. En omdat Canada lang niet interessant was voor de immigranten uit Europa, omdat er geen intressante delfstoffen waren, hebben deze stammen lang kunnen blijven bestaan. Pas sinds er goud is gevonden, rond honderdvijftig jaar geleden, zijn de eerste Europese immigranten gekomen. En natuurlijk zijn er toen gevechten, oorlogen, gekomen. Maar tussen deze twee groepen waren de blanken, met hun wapens met kruit, natuurlijk de overwinnaars. De stammen hebben zich nu verbonden als “First Nations” en delen van het land waar ze woonden zijn teruggegeven aan de over levers.

We volgen een rondtoer door de gebouwen van het museum. Een woonruimte in de winter, voor zestig mensen. Een vergaderruimte en een feestruimte. Alles hangt vol met de gereedschappen, kunstwerken en kleding. De stammen hadden nog geen geschreven woord dus werd in deze vergaderruimtes de verhalen verteld en overgedragen. De ‘Talking Stick’ is hier ontstaan, je mag alleen praten als je de stok had, anders zwijg en luister je, interrumperen is niet toegestaan. Lange vergaderingen waarbij iedereen mag uitspreken.

In de winter verzamelde de stamoudsten van verschillende stammen zich, voor een maand, in de feestruimte om te vieren en trots de kunstwerken van zijn groep te tonen. De winterdagen waren kort, koud en het land vol sneeuw. De stamoudsten hielden vergaderingen welke weken duurde, ze vertelde elkaar de verhalen en overleveringen. In de zomer was hier geen tijd voor. De rivieren vol met zalm, de bossen vol met bessen en beesten. Het leven, moet simpel zijn geweest, met spirituele geesten. Alles had een ziel, een dier werd alleen gedood met een reden.

Vooral de kunstwerken, weefwerk van heel fijn hout en wol. Of kisten waarvan vier zijde van een plank gemaakt zijn, zonder spijkers, gebogen in een hoek van negentig graden en beschilderd met mooie emblemen. Alles gemaakt van Cedarhout. Er was koperbeslag voor versiering maar nergens ijzer als gereedschap te zien.

De gids opent de deuren, verteld de verhalen en legt uit wat we zien. We slenteren door het museum, horen de muziek en luisteren naar de gesproken verhalen. De grootste verrassing is dat dit allemaal zo kortgeleden nog bestond, en zo snel is verdwenen. Tweehonderd jaar geleden was alles nog zoals duizenden jaren ervoor. Er zijn nu alleen nog wat traditionele muziek en dansvoorstellingen, er zijn nog stamoudsten in de dorpen, maar dat is allemaal om te herinneren. Niet als leefstijl.

De immigranten

We rijden verder, verlaten de rivier. De bergen worden minder hoog, maar we blijven alleen op de weg. Wat tegenliggers en verder vrijwel niets. Bomen, bossen en een meertje. En incidenteel wat wegwerkzaamheden. Oranje borden, een afzetting waarbij er maar een richting door mag en de andere richting moet wachten. Halverwege stoppen we in Terrace. De grootste plaats sinds we op het vaste land zijn aangekomen met wel vijftienduizend inwoners, drie stoplichten, een grote shopping mall langs de weg en een heuse winkelstraat met een restaurant, voor een goede lunch en een geweldige bediening. In de zijstraten, wat zwervers, de drugs is hier ook al doorgedrongen lijkt het.

We verlaten de hoofdweg naar een Lodge met RV-plekken langs “François Lake”. Passeren twee beren en eindigen helemaal alleen op een grindstrook achter de Lodge. Deze is gebouwd in Zuid Duitse stijl, met de naam in gotische letters en een prachtig verzorgde tuin met bloemenperken. De eigenaar blijkt oorspronkelijk uit Zwitserland te komen. Een ouder dametje, bezig de tuin te verzorgen. Er zijn geen andere gasten behalve een kat welke rustig op onze schoot komt liggen kroelen. Een schitterende plek waar het meer over gaat in een riviertje. Prachtig uitzicht maar wel alleen, de enige gasten. Midden in een Zwitsers pension.

Gisterenavond bij de ondergaande zon stonden we nog aan de rivier van de mist (Skeena) in First Nations gebied. Ik aan een paar indianen bij een vis plek of ze nog wat gevangen hadden. De klep boven de achterbak van de pick-up truck werd geopend en er lagen in koelboxen zes enorme zalmen, minimaal honderd kilo. Geen Atlantische lichte roze fabriekszalm maar de rode wilde pacific zalm, vers. Gewoon net als honderd jaar geleden met een haakje uit de rivier geplukt.

De afstand tussen onze Zwitserse gastvrouw en deze “First Nation” vissers was maar tweehonderd vijftig kilometer maar het voelt als meer dan tweehonderd vijftig jaar.


Geplaatst

in

door

Tags: