Het bekende dilemma, vertrekken of wachten, starten of toch nog even uitstellen. Maar het einddoel is niet te verplaatsen, hierdoor verminderen de keuzemogelijkheden en dus de flexibiliteit steeds verder. Het is als een trechter, het einde wordt steeds smaller. Soms is dat handig, zoals bij de Brexit waarbij, door uitstel alles op het laatste moment besloten moet worden. Maar bij te lang uitstel heeft vertrekken geen zin meer omdat je dan te laat gaat aankomen. Te vroeg of op tijd zijn de omstandigheden niet optimaal of zelfs slecht. Er is een moment in deze afweging dat je moet vertrekken, zelfs met slecht weer. Te laat kiezen is gelijk aan niet kiezen, het doel zal niet gehaald worden. Zondagmiddag rond 15:00 wordt besloten bij hoog water de tocht naar Inverness te beginnen. Verder uitstel is onmogelijk geworden.
De storm en regen zijn overgetrokken, maar nog niet weg. De windrichting is nog steeds recht van voren uit noordelijke richting. De verkeerde richting om te kunnen zeilen en te koud om aangenaam te zijn. De deining nog hoog, de wind nog te hard. Maar verder uitstellen en wachten op een afgevlakte deining en een mooi warmwindje uit zuid – westelijke richting, zoals voorspeld, betekend dat er vluchten naar huis gemist gaan worden. En de volgende groep aankomt als het schip er nog niet is. En die reis niet vrolijk zal beginnen.
Zondagmiddag om 17:00, vertrekken we, verder uitstel tot een volgend hoogwater is te risicovol. We passeren de pieren van Whitby. De toeschouwers, Engelse landrotten, aan de kant van de haven, schreeuwen ons nog na dat we gek zijn. We staan aan dek, als stoere zeemannen,
Het ruime sop
Wind Noord 5 Bf, Temperatuur 5 graden, volledig overdekte donkergrijze lucht, regenbuien, golfslag van een halve meter met een deining van twee tot drie meter uit verschillende richting. Het is ruw. Het water stuift over de pier, het schip klapt op de golven en slingert onvoorspelbaar na het passeren hiervan. In de kajuit, bij de kachel is de temperatuur aangenaam maar de misselijkheid maximaal. In de kuip met zeilpak, drie kledinglagen eronder is het nog steeds koud. Een gevoelstemperatuur ruim onder het vriespunt. Maar de misselijkheid is er onder controle te houden. De vraag is natuurlijk niet vertrekken of wachten maar of eerder vertrekken niet beter was geweest. In de afgelopen drie dagen was het weer tweed dagen beter. En een tussensop was mogelijk. Maar door het uitstel staan we nu in de polaire lucht met regen.
Na de eerste wacht – tot middernacht – naar de hut. Uittrekken van je schoenen is een slecht idee want met het hoofd naar beneden komt de maag naar boven. Plat op je rug, ogen dicht en je overgeven aan de onverwachte bewegingen en geluiden. Het is niet echt slapen, het is even wegzakken in een donker gat en weer wakkerschrikken in een donkere hut bij de volgende vreemde beweging of klap door het schip van een onbreekbare golf. Na zes uur, in de vochtige kleding weer naar de kuip, nu is het nog kouder. Zittend in de koude wind bij een langzaam lichter wordende hemel begint het te wennen.
Het wordt altijd beter of je went eraan
Na een volle dag is de wind zover afgenomen dat er wat zeil bijgezet kan worden. Met de motor bij en koers niet te scherp aan de wind staan de zeilen bol, klapperen net niet en dragen dus een beetje mee met de voortstuwing. Belangrijker is dat door de kracht van de wind in de zeilen het schip stabieler wordt, we beginnen weer normaal te bewegen. Er komt weer kleur op de wangen en de Pasta met kip smaakt weer zoals het hoort.
De laatste dag kan de motor uit en zelfs bij volledig voor de wind gaat de gennaker erbij. Totdat de wind zover afneemt dat de zeilen weer doelloos klapperen en we met de motor de baai van Cromerty (Cromarty firth) invaren. We zijn in Schotland.
Op de achtergrond besneeuwde bergtoppen, onderaan de heuvels een dorpje. Witte huisjes, een kerktoren in de groene velden, en overal de kleurige Gaspeldoorn (of – Common Gorse, in het engels), een heg met enorme hoeveelheden gele bloemetjes. Aan de andere kant in de baai een paar opgelegde boorplatformen en een bevoorradingschip.\
Daartegenover in de haven de “Pacific Orca”, een 160 meter lang 50 meter breed schip om windmolens te plaatsen. Grote ronde rompdelen van een windtoren liggen dwars op het midden van het schip, vier wieken dwars op een groot rek aan de voorzijde. Achter op een scheepskraan met een hijsvermogen van 1.200 ton. En aan de zijkanten zes poten welke het schip van 8,500 ton tot in water van 80 meter diepte om hoog kan drukken zodat het schip stabiel op de bodem van de zee staat bij het bouwen van een windtoren. Ze zijn bezig, in het avondlicht, de laatste delen van een volgende windtoren te laden en vast te zetten op het dek.
De energie transitie in een kilometer, van krakend zeilschip, afhankelijk van de wind, via oude vervuilende boorplatformen naar gigantische windmolens in de zee. De mens welke de natuurkrachten temt. Volgens sommige lelijke constructies, slecht voor vogels en de visserij, maar deze molen zal nog jaren stroom leveren en is technologisch een geweldige uitdaging.
Vertrekken of wachten
Ook hier geldt het duivelse dilemma, wachten tot alles is opgelost, wachten tot energie goed opgeslagen kan worden, alle energie opwekkende technieken bedacht en werkend zijn. Met het risico dat we te laat beginnen en pas aankomen als de vervuiling en opwarming zo groot is dat we onze toekomst gemist hebben. Of gewoon beginnen al is nog niet alles bedacht.
Het anker wordt uitgegooid, de bar gaat open en we vieren de aankomst met een biertje, wijntje en sterke verhalen in de kajuit. Wij zijn in ieder geval niet te laat vertrokken, de weg was niet vlak maar de aankomst was een feestje.
Schotland, Cromerty Firt, 5 mei 2019