Prince Rupert – Hazelton:
Ontbijt in een Fastfood restaurant
We beginnen in een druilerige industrie- en havenstad in de huidige tijd. Een ontbijt in een lokale fastfoodketen. Bij binnenkomst een enorme herrie, harde muziek, pratende gasten en personeel. wat eroverheen schreeuwt om bestellingen op te nemen. Of als het klaar is op te laten halen, want bezorgen aan de tafel is teveel. We bestellen een wrap gevuld met eieren, worst en bacon en een wafel met ei, bacon en cheddar kaas. Twee enorme aanslagen op de gezondheid. Vet, zonder enige gezonde granen of vezels en net zoveel calorieën als een volledige avondmaaltijd.
De tafels om ons heen zijn dan ook gevuld met het nodige overgewicht. De arbeiders bereiden zich voor op hun lange harde werkdag met koffie uit een grote pot, half warme filterkoffie in een grote papieren beker, met hun vette hap op een kartonnen bordje. Ze lezen de schreeuwerige koppen in de lokale kranten over de politiek van deze dag. De problemen gaan over steekpenningen in de regering. Grote zwarte letters op smoezelig papier.
Op straat is het niet veel beter, een grote parkeerplaats voor de pick-up trucks, een Walmart, een Dollarama en een enorme drugstore voor medicijnen. De straat door het plaatsje is een vierbaans doorgangsroute voor de vrachtwagens uit de haven, wat stoplichten en wat winkeltjes. Ook al is onduidelijk wat ze verkopen. In ieder geval geen vers brood, vlees, vis of echte vers gezette koffie.
Historisch visfabriek uit vorige eeuw
We beginnen aan de Yellowhead highway richting Port Edward, een plaatsje van ongeveer vijfhonderd inwoners een paar kilometer verder. Een reis terug naar de jaren vijftig in een openluchtmuseum van een visverwerkingsfabriek. Van vers aangevoerde vis tot blikjes voor de export. Een geweldige mooie locatie langs de rivier, een grote fabrieksloods met het volledige machinepark van het proces nog intact. Alles staat er nog en het ziet eruit alsof de werkers, na een hoorn voor het einde van de pauze, zo terug kunnen komen en weer beginnen. Met het lossen van de vis aan de kade, wegen, schoonmaken, koken en in kleine stukken hakken van de vis. Daarna de lopende band van blikjes, het handmatige vullen, deksels erop zetten en klaar maken voor transport. Een verstild beeld, het moet druk zijn geweest met veel arbeiders, stinkend naar vis en stoom uit de ketels. Nu heerst de rust, stof.
Rond de loods de huisjes, boven het water, van de fabriek. Het management, het kantoor, de keuken, kantine en de woonhuisjes van de medewerkers. Alles alsof het net verlaten is. Typemachine, telex en een morsesleutel in het kantoor om te communiceren met de vissersschepen. Ingerichte huisjes van de Japanse werkers met beeldjes en herinneringen aan hun thuis aan de wand. Alsof ze net weggeroepen zijn. Nu lijkt het bijna idyllisch, gelegen aan een mooie rivier met groene bergen eromheen. De werkelijkheid was waarschijnlijk twaalf uur, zeven dagen per week werken, in de hitten en herrie, ver van huis.
We gaan terug naar de afslag en volgen verder de weg langs de Skeen rivier. Vandaag is er geen mist ook al is dar wel de Nick naam. Mooie luchten, eerst mistflarden welke uit de bomen omhoog kruipen. Later prachtig strakblauw met mooi witte wolken, boven de brede rivier en de meren onderweg. Daarboven de groene bergen. Bomen, bomen en bomen. Een brede weg, twee banen en een ruime vluchtstrook. Regelmatig een derde baan om langzamer verkeer te laten passeren. Het is een schitterende weg, slingerend langs hoge bergen en diep dalen.
Cultuur van de oorspronkelijke volkeren
We nemen de tweede splitsing van de highway, na tweehonderd kilometer rijden. De weg leidt richting Alaska, wij rijden er dertig kilometer van dit brengt ons terug naar het einde van de negentiende eeuw. Op een klein veldje, in Kitwancool (of Gitanyow) een klein dorpje, staan de meeste totempalen van de First Nations (verzamelnaam van alle autochtone volkeren in Canada), en specifiek van het Gitxsan volk (wat betekend “people of the Skeena river”) wat hier woont. Al deze namen zeggen ons niets, zelfs het begrip totempaal is mistig. Het zijn geen heiligdommen maar palen om de leiders van een stam te eren. Ze zijn gemaakt van cedarbomen, en vergaan gewoon in de tijd, de oudste zijn tweehonderd jaar oud. Hier staan er een stuk of dertig, van verschillende stamhoofden. Bijna vergaan tot mooi recente uitgebeelde figuren, vrijwel zonder kleur.
Dit zijn de oudste herinneringen van de cultuur in Canada. Van de industriestad, de visfabriek van de moderne wereld naar de oorspronkelijke bewoners levend in de bossen van de zalm in de rivier. Een mistige rit over tweehonderdvijftig kilometer en net zoveel jaar. Van klagen over de politiek naar verering van leiders in kleine gemeenschappen.